1 juli 1991
a beat the boots release
1. You Didn't Try To Call Me
2. Petrushka
3. Bristol Stomp
4. Baby Love
5. Big Leg Emma
6. No Matter What You Do (Tchaikovsky's 6th)
7. Blue Suede Shoes
8. Hound Dog
9. Gee
10. King Kong
11. It Can't Happen Here
------------------------------------------------------------
Frank Zappa: guitar/vocals
Ray Collins: tambourine/vocals
Roy Estrada: bass/vocals
Don Preston: piano
Ian Underwood: alto sax
Bunk Gardner: tenor sax
Motorhead Sherwood: baritone sax
Jimmy Carl Black: drums
Billy Mundi: drums
------------------------------------------------------------
Recorded at Konserthuset, Stockholm, Sweden, September
30, 1967
-----------------------------------------------------------
‘Beat the Boots’ is een serie cd-uitgaven waarbij Zappa
een aantal populaire bootlegs zelf uitbracht. De makers
konden daar weinig tegenin brengen. Nu verdiende Zappa
er bovendien zelf nog wat aan. Hij nam ze één-opéen
over, inclusief ‘artwork’
|
De oudste in de rij, de opnames stammen uit
1967, laat goed horen hoe Zappa en zijn Mothers in de beginfase
klonken. Misschien zelfs beter nog dan op zijn albums uit die tijd.
Want daarop vind je het collage-element dat ‘all over the place’ is
minder terug dan in de live-setting. Van Mothers-songs gaan we naar
de blues, rock ‘n roll, doo-wop, klassiek en komen we uit bij jazz
en soms Musique Concrète. Als je even kijkt naar het aantal tracks,
elf, dan is het merendeel, zeven, géén Zappa-compositie. Bij de
albums is het vooral eigen werk en niet andermans. Veel meer dan
later het geval is, is Zappa meteen ook gastheer. Hij vertelt, legt
uit, geeft commentaar. Zo leren we dat de openingssong afkomstig van
Freak Out, ‘You Didn’t Try to Call Me’, voor deze (?)
live-gelegenheid is omgetoverd tot een wals. Zappa is puntig en
gevat in zijn commentaren/opmerkingen zoals die bij de aankondiging
van King Kong: “The name of this song is "King Kong." It's a story
of a very large gorilla, who lived in the jungle. And he was doing
okay until some Americans came by and thought that they would take
him home with them. They took him to the United States, and they
made some money by using the gorilla. Then they killed him.” Die
gevatheid, humor en het gastheerschap is wat deze periode zo mooi
maakt. Later, na halverwege de jaren zeventig, ontbreekt dat
compleet, wordt er soms bijna helemaal niets meer gezegd of zijn het
wat meer oppervlakkige grappen en grollen, vaak aangegeven door Ike
Willis.
The Mothers anno 1967 bestaan uit: Ray Colllins, Roy Estrada, Don
Preston, Ian Underwood, Bunk Gardner, Jim ‘Motorhead’ Sherwood,
Jimmy Carl Black en Billy Mundi. Een beetje de groep rondom ‘Uncle
Meat’. De groep ook waarvan ooit een reporter opmerkte: “These
Mothers can really play!”. En dat hoor je dan vooral terug in het
kwartier-lange ‘King Kong’.
Op deze cd staan opvallend weinig gitaarsolo’s, misschien hield de
samensteller daar niet van, want die waren er zeker.
‘Tis the Season to Be Jelly’ eindigt met een heel langzame versie
van ‘It Can’t Happen Here’, inclusief een groot aantal experimentele
geluiden. Het is een prachtige cd, je zou kunnen zeggen een
‘auditieve documentaire, waarbij zelfs de geluidskwaliteit voor een
bootleg niet eens heel erg slecht is.
Waarop de keus voor deze versie van deze bootleg gebaseerd is weet
ik niet. Ik ken er ook een van Living Legend Records, iets ander
voorkantje ook, met nog vijf tracks die niet op deze versie staan:
‘Opus 5’ (1963), ‘We Are the Mothers and This Is What We Sound Like’
(gitaarsolo, 1967), ‘Run Home Slow’ (, 1967), ‘The Jelly (!)’ (1967)
en ‘Igor’s Boogie’ (1967). Daarmee heb je wel het titelnummer. De
namen kloppen niet allemaal, maar hééé, dat is een bootleg. Maar je
mist wel ‘Igor’s Boogie’, een van de hoogtepunten op deze versie van
de bootleg. Dat heb je nu van al dat illegale-legale gedoe.
|